dinsdag 3 augustus 2010

Polen (16-23 juni 2010)

Wat voorafging…

Tijdens mijn stage bij P-magazine begint het mij te dagen. Dit nog afwerken en ik moet de ‘in spé’ laten vallen van journalist in spé en de ‘ex-‘ voor student zetten. Een erg bevreemdende gedachte die ik niet goed kan plaatsen. Voor het eerst in mijn leven weet ik niet waar ik binnen drie maanden ben, wat ik er doe en waarom. Dat is spannend, maar op een manier die je net zo goed als zenuwslopend kan omschrijven. Te meer omdat ik me nog niet volledig klaar voel om afscheid te nemen van het studentenleven. Ik heb geen zin in opgroeien, oneerlijke verwachtingen van de buitenwereld, verburgerlijking en een nine to five. Een serieuze bezinning dringt zich op.

Omdat je zulke belangrijke beslissingen niet onder je kerktoren neemt, surf ik diezelfde avond nog naar de website van Ryanair en overloop ik de mogelijkheden. Geld is het belangrijkste criterium waaraan ik de kandidaat-bestemmingen afweeg. Een acuut nijpende bankrekening zou immers wel eens roet in het eten kunnen gooien. Krakau en Stockholm blijken op het vlak van vliegtuigtickets de goedkoopste opties, en de kostprijs van het leven in Scandinavië indachtig gaat mijn voorkeur naar de eerste.

woensdag 16 juni

Op de trein van de John Paul II luchthaven richting stadscentrum ben ik een eerste keer lost in translation. Ik heb nog geen zloty’s kunnen afhalen en dus probeer ik in euro te betalen. De dikke treinconducteur snapt er niets van en verstaat bovendien geen jota Engels. Gelukkig schiet een Pools grietje van een jaar of 25 me te hulp door als vertaler op te treden. Een eerste kennismaking met de opvallende scheidingslijn tussen ouderen en jongeren. Hier heerst nog een echte generatiekloof met als breekpunt de val van de Berlijnse muur. Jongeren die opgroeiden na de Koude Oorlog drukken zich probleemloos uit in het Engelse terwijl de oudere generaties niet eens het niveau van Milan Jovanovic halen.

Logement voor de eerste nacht heb ik gevonden via Couchsurfing. Dat is een geweldige website waarop je om een overnachting bij locals kan vragen. Hiervoor moet je niet betalen, het is volledig gebaseerd op het goede van de medemens en het vertrouwen dat je daar zelf in stelt. Een hele verademing in een maatschappij waarin cynisme alsmaar meer om zich heen klauwt als een 21e eeuwse variant op de builenpest. Uiteraard is een gratis slaapplaats maar een van de vele voordelen aan dit systeem. Je bekijkt je vakantieplaats vanuit een heel ander standpunt, krijgt tips die enkel locals je kunnen geven en met een open geest en een beetje geluk maak je vrienden voor het leven.

Mijn gastvrouw wacht me op in het station. Ze heet Ewa en is een beeldschone Poolse die rechten en antropologie (tegelijkertijd!) studeert in Krakau. Ewa zit midden in haar examens, maar ging toch akkoord met mijn vraag tot overnachting. Naar eigen zeggen heeft ze net het zwaarste examen uit haar leven gehad en ze heeft duidelijk nood aan ontspanning. Het meisje neemt me mee door de steegjes van de knappe Poolse stad naar een donkere kroeg waar haar vrienden ons opwachten. Onder andere Michal, een gekke Pool met een Fellainikapsel, en Fiona, een Franse die Pools studeert in Krakau zullen ons de rest van de avond vergezellen.

Omdat een eerste avondje Polen zonder wodka (spreek uit: vóétka) even zielig is als een café zonder bier, bezoeken we na enkele piwo’s de wodka pub. Ik waag er me aan de vermaarde Żubrówka, een wodka met een extract van bizongras. In mijn reisgids las ik dat het voor sommige Polen een belediging is wanneer je de inhoud van het borreltje niet in één keer naar binnen werkt en daarom vraag ik even hoe dat juist zit. De reacties variëren van een gespeeld “ik zou enorm beledigd zijn” (Michal) tot “Nee, drink het alsjeblieft niet in één keer op” (Ewa). De glaasjes zijn hier dan ook dubbel zo groot als wat ze in België durven verkopen als shots. Normaal ben ik geen onvoorwaardelijke fan van wodka, maar deze Żubrówka kan ik zeker smaken. Hij is minder brandend en toch lekker genoeg om puur te drinken. Hij is in ieder geval beter dan die andere populaire wodka, Wiśniówka, die ik later die week nog zou proeven. Dat is een wodka met bessensmaak.


In het volgende café blijkt Michal vooral een pantoffelheld als het op alcohol aankomt want hij ligt er al gauw uitgeteld met zijn hoofd op een tafel. Ik laat het niet aan mijn hart komen en geef het beste van mezelf op de dansvloer, wat dat ook moge beteken. In Ewa en Fiona vind ik dankbare slachtoffers voor mijn dansexperimenten. Het zonlicht begint al zachtjesaan de stad te ontwaken maar mijn gastvrouw en ik gaan nog voor een laatste pint op de Plac Nowy en een diehard ochtendlijke wandeling langs de Wisla. Uiteindelijk belanden we rond de klok van zes in onze respectievelijke beddenbakken (of in mijn geval: op mijn comfortabele matras op de grond).


donderdag 17 juni

Het plan was om voor dag en dauw op te staan om naar Zakopane te vertrekken. Dat is een dorpje in de Tatra’s, een bergketen in het zuiden van Polen. Ik wil er enkele dagen rondtrekken om mijn hoofd leeg te maken en het daarna weer te vullen met prachtideeën. Het feest der zottigheid van gisteren steekt daar echter een stokje voor. Pas even voor de middag slaag ik erin me van mijn matras te hijsen. Ik krijg een bericht van klasgenoot Peter die onverwacht beslist om ook naar Zakopane af te zakken. We besluiten samen te vertrekken.

Op aanraden van een Poolse makker uit Southampton nemen we de bus. Om een of andere reden zijn de Poolse spoorwegen nog onbetrouwbaarder dan de Belgische en doet de trein er een pak langer over om het bergdorp te bereiken.

Op de bus voel ik me als een verfrommeld papiertje. Sinds gisterenmiddag heb ik enkel wat droog brood gegeten en ook de wodka van gisteren zal wel niet vreemd zijn aan mijn gevoel. Vergeten te eten is een onvergeeflijke fout voor een wielrenner, maar ook ik bega ze regelmatig als ik op vakantie ben. Een fris blikje frisdrank bij het aankomen, vult mijn suikertekort gelukkig aan. En dat is in Polen niet Coca Cola of Fanta, maar Mirinda of Mountain Dew. Jep!

Zakopane was in de 19e eeuw een toevluchtsoord voor kunstenaars en intelligentsia uit Krakau. Een wandeling door het centrum leert me dat het stadje nu duidelijk op toeristen mikt zonder dat dat ooit gaat irriteren. In de winter is Zakopane een skimekka – Johannes Paulus II skiede hier in zijn jonge jaren zwierig alle hellingen naar beneden – en in de andere seizoenen trekt de stad wandelaars als Peter en ik aan. De hoofdstraten stralen een Eftelingachtige sprookjesachtig uit. Ze zijn schattig verlicht en herbergen het ene café naast het andere restaurant in van die typische houten huizen. Zakopane is als het ware het Durbuy van Polen.

We vinden onderdak in een gigantische jeugdherberg. Al lijkt dit gebouw met zijn hemelsbrede gangen, onvriendelijk personeel en beklemmend Oostblokgevoel eerder op de ideale locatie voor een horrorfilm van het B-allooi. Het water dat hier uit de kranen stroomt, is bovendien witter dan de sneeuw die in de wintermaanden de omringende bergen bedekt. Klagen doe ik echter niet. Ik ben al lang blij dat ik een dak boven mijn hoofd en een matras onder mijn rug heb. Voor 23 zloty (5,5 euro) per nacht zou klagen trouwens een beetje bij de haren getrokken zijn.

vrijdag 18 juni

Vroeg uit de veren, want vandaag beklimmen Peter en ik de Giewont. Die piek is de koning van de omgeving en zijn hoogte van 1894m betekent dat we vandaag ruim duizend hoogtemeters moeten overwinnen. Gelukkig is het een stralende dag en de goede moed is dan ook in bakken aanwezig. Een bord waarschuwt ons dat de bergen enkel geschikt zijn voor slimmeriken, maar we vertrekken al lachend en vervuld van zorgeloosheid.

Het eerste deel van de wandeling brengt ons over verharde wegen tot in Kuznice. Vanuit dit bergdorpje vertrekken heel wat wandelpaden de bergen in. De Tatra’s zijn niet zo hoog als de Alpen, maar gelijken er fel op qua structuur. De bergen zijn steil en liggen bezaaid met rotsen.

De Giewont blijkt de klim te zijn waar heel wat zondagstoeristen op af komen. Onderweg passeren we massa’s toeristen die zich wagen aan de berg. Onze benen zijn jong en onze harten onbezonnen en dus steken we heel wat mensen voorbij in onze missie naar de top. De zon brandt als het huis van een zelfdestructieve pyromaan en met de hoeveelheid zweet die van mijn lichaam gutst, kan je gemakkelijk een Olympisch zwembad vullen.

Hoewel het tien jaar geleden is dat ik de pieken van de Oostenrijkse Alpen onveilig maakte, hervind ik snel mijn klimmersbenen. Ik herontdek hoe leuk het is om een berg op te stormen en zonder nadenken van de ene steen naar de andere te springen.

Maar dan verandert het weer. Het begint zachtjes maar gestaag te regenen en het zou die dag nooit meer echt helemaal stoppen. Stoere krijgers als we zijn, zetten we echter door. Genieten van het landschap kan sporadisch wanneer de mist even verdwijnt. Al moet het gezegd dat klimmen in het midden van de wolken ook wel iets heeft. Het laatste deel van de klim is zowaar nog steiler dan alles wat voorafging en we hebben zelfs kettingen nodig om de top te bereiken.

Daar blijkt pas hoe amateuristisch en totaal onvoorbereid we wel zijn. Terwijl wij hier staan in korte broek en trui, hebben de meeste mensen die de top halen een dikke jas aan. De stokken die ik aan het begin van de dag nog luidop uitlachte, blijken nu toch nuttige attributen. Maar hoewel het best frisjes is, lijkt een muts en handschoenen me toch een tikkeltje overdreven. Zowat iedereen draagt ook stevige bergschoenen en hoewel mijn rode All-Stars, tot spijt van wie ze benijdt, supercoole schoenen zijn, waren ze toch niet ideaal om bergen mee te beklimmen.


De afdeling blijkt nog een lastiger te nemen obstakel dan de klim. Voor de zekerheid zeggen Peter en ik nog iets stoers op de top zowat we zeker coole laatste woorden hebben, moesten we fataal van een rots donderen. De constante regen heeft de stenen immers omgetoverd tot kleine schaatspistes. Het is dan ook als een sukkelende bejaarde en vaak op mijn poep naar beneden schuivend dat ik de berg afdaal.

Maar we halen het dal en na een vermoeiende dagtocht smaakt een piwo nog beter, lijkt een douche de geniaalste uitvinding sinds het wiel en vraag ik me af of de pizza die ik naar binnen speel de beste ooit is. Ik slaap zacht en diep als een roos (slapen rozen zacht en diep?!)

zaterdag 19 juni

Ook vandaag is het weer niet om over naar huis te schrijven. Peter beslist dan ook om zijn geluk elders te zoeken. Ik besluit nog een dag te blijven. Uiteindelijk was het doel van mijn Zakopane-expeditie om een eigen ‘Into The Wild’-ervaring te beleven. Ik besluit om van de wilde bessen af te blijven.

Een helse tocht zoals die van gisteren, zit er niet in. Bij het ontwaken voelde mijn lichaam namelijk aan alsof het hele Belgische leger erover gereden is met zijn tanks. De Nosal lijkt me wel wat: niet zo hoog, maar met zijn vijfhonderd te overwinnen hoogtemeters ook geen materiaal om op mijn lauweren te rusten. Dankzij de beperktere hoogte, blijf ik overigens de hele tijd onder de boomgrens. (Extra punten voor wie bij het lezen van de naam van de berg aan de vergeten Spaanse wielrenner Isidro Nozal dacht)

Wanneer ik in Kuznice aan de klim wil beginnen, merk ik een waarschuwingsbord op. Regel één: trek nooit alleen de bergen in. Hm! Na het verder overlopen van het lijstje, blijkt dat ik zowat aan alle regels mijn voeten veeg. Als ik eindig zoals Alexander Supertramp is het in ieder geval volledig mijn eigen schuld.

Ik kom nauwelijks mensen tegen op mijn tocht naar de top. Ik begin echt te denken dat het uren of dagen kan duren vooraleer ze me hier vinden als ik hier mijn been breek. “Geen bessen eten”, prent ik mezelf nogmaals in. Gelukkig heb ik mijn iPod bij me en net op het juiste moment bezorgt Beach House me moed. “I’ll take care of you, if you ask me too”, fluistert zangeres Victoria Legrand me op haar tegelijk onderkoelde en warme manier toe, en ik geloof dat alles goed komt.

Van het uitzicht op de top kan ik niet al te veel genieten. Net als gisteren zijn de bergen bedekt met een dik misttapijt. Ik spoed me dan maar naar beneden, want de regen maakt weer zijn intreden. Op de flanken van de Tatra’s heb ik dan misschien geen antwoorden gevonden op de Grote Vragen Over De (Nabije) Toekomst, ik weet wel weer een beetje meer wat ik wil. Grote engagementen zitten daar niet bij. Op elk moment de vrijheid hebben om een week later naar Polen te vertrekken, vind ik voorlopig wel aangenaam. “Freedom is just another word for ‘nothing left to lose’” wist Janis Joplin al.

Ik neem me voor bij mijn terugkomst in Zakopane zo snel mogelijk de bus naar Krakau te nemen. Maar eerst probeer ik op aanraden van Ewa nog even een oscypek. Dat is een gerookte kaas en een typisch streekproduct voor Zakopane en de rest van de Tatra’s. Hoewel ik normaal een groot kaasfan ben, krijg ik dit amper binnengewerkt. De gerookte smaak speelt daarin een grote rol, want daar ben ik geen liefhebber van.

De bus op dan maar. Onderweg krijg ik een berichtje van Ewa. Of ik mee wil gaan eten bij haar vriendinnen Weronika en Weronika? Uiteraard. De avond die zich daarna ontspint, definieert de charme van Couchsurfing. Ewa moet studeren voor haar examens maar één van de Weronika’s gaat nog naar een optreden in een café. Of ik meega? Uiteraard. De Amerikaanse huisgenoot van de andere Weronika besluit ons ook te vervoegen.

Onderweg is het duidelijk dat Weronika haar roeping als gids gemist heeft. In schattig gebroken Engels geeft ze bij elk gebouw of plein uitleg. Het optreden is trouwens van een artiest die het oeuvre van Czesław Niemen covert. Niemen is een legendarische singer-songwriter in Polen, zowat de lokale Bob Dylan. Natuurlijk versta ik minder van het optreden dan van de gemiddelde West-Vlaming, maar een hele keet Polen een of andere klassieker horen meezingen is best wel een bevreemdende ervaring.

Ondertussen moet ook Weronika terug naar haar studieboeken. Michael de Amerikaan heeft ondertussen een Poolse Canadese opgetrommeld die in Krakau is om haar roots te ontdekken. Of ik nog mee iets ga drinken? Uiteraard. Het is de vooravond voor mijn 24ste verjaardag en ik heb nog geen zin om vroeg op mijn matras te liggen. We vinden een gezellige kroeg vlakbij de Plac Nowy. Dat is een (studenten)uitgangsbuurt waar altijd een heerlijke buzz hangt. De cafés zijn slechts verlicht met kaarsen en ingericht op een typisch groezelige Oostblokmanier. Ze vormen het ideale decor voor diepfilosofische gesprekken en nodigen uit tot blijven plakken.

Wanneer ik dan terug naar huis sukkel, zit arme Ewa nog altijd achter de boeken. Slechte invloed als ik ben stel ik voor om er nog eentje te drinken voor mijn verjaardag. We gaan bij gebrek aan de befaamde ‘Russische champagne’ voor een lekker nachtwinkelwijntje.

zondag 20 juni

Op mijn verjaardag zijn er in Polen algemene verkiezingen. Dat blijkt maar weinig enthousiasme op te wekken bij mijn gastvrouw (niet dat ik iets moet zeggen van politieke apathie op dit moment). Zij gaat niet stemmen, omdat ze vergeten is om zich te registreren. Of omdat ze daarvoor naar haar geboortestad Częstochowa moet, ik wil er van af zijn. Maar ook wel omdat de belangrijkste kandidaten niet de sympathiekste knullen zijn. De twee kanshebbers – Jaroslaw Kaczyński, de broer van de gecrashte president Lech, en Bronisław Komorowski – zijn twee rechtse zakken, die niet meteen op de goedkeuring van Ewa kunnen rekenen.

Die laatste, een dik besnorde en extreem corrupt uitziende gast, zal het uiteindelijk halen. De Poolse politieke situatie is niet bepaald rooskleurig te noemen voor progressieve zielen. De invloed van de kerk is onmiskenbaar en in kwesties als de discussie rond abortus of homorechten is dat duidelijk te merken. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat vooral jongeren zich afkeren van de politiek. Er is zelfs een kerel die de democratie en het stemrecht voor vrouwen wil inruilen voor een aristocratische samenleving, waarbij een kleine elite het land bestuurt en hij als een soort monarch heerst. Ironisch genoeg rijft hij heel wat stemmen van jongeren binnen, die hem zien als een anarchist.

Ik trek me niet veel aan van het politieke circus en ga Krakau verkennen. Het historische centrum van de stad is niet erg groot en is omringd door een cirkel van groen. Ideaal voor iemand als ik die graag op goed geluk een stad intrekt om verrast te worden door mooie plaat(s)jes. Verloren lopen is er hier niet bij, ook al zit ik daar niet veel mee in. Alles in de stad draait rond de Rynek Glowny, het centrale plein van de stad. Dat is immens – één van de grootste marktpleinen van middeleeuws Europa – en het gonst er van de bedrijvigheid.

Een andere landmark is de Wawel, een machtige burcht op een machtige heuvel net buiten die groene gordel. Er is het koninklijk kasteel en een gigantische kathedraal met een majestueus plein. De oude koningen van Polen liggen hier begraven en onlangs kreeg ook Lech Kaczyński hier zijn eeuwige rustplaats.

Ook de gezellige wijk Kazimierz is een bezoek meer dan waard. Dit district was historisch gezien het stadsdeel waar de joden van Krakau, maar om evidente redenen is dat vandaag niet meer het geval. Ook de Plac Nowy en het appartement dat Ewa met haar vriendje Mirko, Fiona en een andere Poolse betrekt, liggen in deze wijk.

De hele dag regent het weer katten en honden, maar toch is de stad betoverend. Ik ben niet zo overweldigd als ik dat was toen ik Boedapest bezocht (die coup de foudre heb ik met nog geen andere stad beleefd), maar voor Praag moet Krakau niet onderdoen.’s Avonds ga ik nog een piwo drinken met Peter in Singer op het Plac Nowy. Dat café, waar ik de eerste avond ook al belandde met Ewa, is niet genoemd naar het Engels voor zanger, maar naar het merk van naaimachines met dezelfde naam. Later op de avond eet ik ook mijn eerste zapiekanka, maar daarover morgen meer.

maandag 21 juni

Vandaag staat de verdere verkenning van de stad op het programma. Dit keer trek ik naar Podgórze, een district aan de andere kant van de Wisla. Net als Kazimierz is het een oud stadsdeel, maar toeristen zie je amper in Podgórze. Vroeger was de wijk één van de vijf steden die nu geïntegreerd Krakau vormen. Het is er mooi, maar op een vreemde manier. De gebouwen en straten zijn niet afgeborsteld, maar wel authentiek en echt. Ik ontdek ook een stuk natuur dat in het begin verdacht lijkt op een vervallen communistisch park, maar na een tijdje gewoon overgaat in echte wildernis. Mocht ik geen auto’s horen, ik geloofde niet dat ik in een wereldstad zat.

Nadat ik ook nog verloren gelopen ben op een industrieterrein, geraak ik toch terug in Kazimierz. Net op tijd voor mijn afspraak met Ewa. Samen gaan we naar het gokkantoor om een weddenschap af te sluiten over het wereldkampioenschap voetbal. We zetten beiden vijf zloty (1,25 euro) in op de meest gekke dingen en kunnen allebei onze inzet verduizendvoudigen. We besluiten om de winst te delen, maar na één match (Chili – Zwitserland) ben ik al uit de running. Als twee wedstrijden later ook de pronostiek van Ewa niet meer kan kloppen, is de droom om als een rijk (nou ja!) man terug te keren uit Polen kapot.

’s Avonds is het tijd om een zapiekanka te eten. Dat is een soort van pizzabroodje dat je overal kan kopen voor geen geld. Na het uitgaan zie je hele groepen mensen zapiekanki (het meervoud van zapiekanka, mijn Pools gaat er op vooruit!) verorberen. De basis van een zapiekanka is kaas, ajuin en champignons, maar ondertussen zijn er al evenveel variaties als er sterren aan de hemel staan. Op aanraden van de eveneens vegetarische Ewa gaan we voor de Griekse zapiekanka en die met spinazie. Vooral die eerste is de moeite. Ik ben fan!


Die nacht slaap ik niet meer in het appartement van Ewa, maar in dat van Chris en Brian. Dat zijn twee Amerikanen die in elke zin minstens drie keer fuck en één keer ass zeggen. Peter leerde Chris kennen op zijn reis naar Jordanië en werd uitgenodigd in Krakau. De twee Amerikanen zijn echte wereldreizigers en zijn van het principe dat je nu plezier moet maken en je keihard in de schulden steken en later afzien en geen plezier meer hebben om die schulden terug te betalen. Beetje vreemd, maar het zijn dan ook Amerikanen.

dinsdag 22 juni

Ik vertrek ’s morgens richting Oświęcim. Voor de onwetenden: dat is het stadje dat de Duitsers in ’40-45 met de naam Auschwitz bedachten. Het minibusje is ongewoon oncomfortabel en de bultige Poolse wegen doen daar ook al weinig goed aan. Onderweg besluit ik naar ‘In the Aeroplane over the Sea’ van Neutral Milk Hotel te luisteren. Dat album lijkt me wel toepasselijk aangezien het grotendeels over Anne Frank gaat. Voor de puristen en kommaneukers: ja, ik weet dat zij niet in dit vernietigingskamp aan haar einde is gekomen, maar in Bergen-Belsen.



Auschwitz bestond uit drie kampen, waarvan er twee te bezoeken vallen. Ik begin in Auschwitz I, waar de bekende ironische spreuk ‘Arbeit macht frei’ me verwelkomt. Auschwitz I was het kleinste van de drie kampen en was opgetrokken uit stenen barakken. Een bezoek met gids voelt bijzonder irreëel. Je weet en beseft wat voor gruwelijkheden hier hebben plaatsgehad maar het blijft moeilijk om te vatten dat het allemaal op deze grond gebeurd is. In Auschwitz I bevindt zich ook de enige intacte gaskamer. Ook hier weer hetzelfde verhaal wanneer je die betreedt: honderdduizenden onfortuinlijke joden hebben hier het leven gelaten, maar dat besef is niet direct aanwezig omdat het allemaal zo onwezenlijk lijkt.

Dat gevoel versterkt zich nog in Auschwitz-Birkenau. Dat kamp is veel groter dan het eerste kamp en de barakken waren er uit hout gemaakt. Natuurlijk staan die originele er niet meer, maar er zijn enkele replica’s nagebouwd. Het bevreemdende gevoel is hier nog sterker: je ziet lieflijke en idyllische grasvelden en bomen, maar moet jezelf verplichten om de onschuld van het landschap te corrigeren met de wetenschap wat hier gebeurd is.

Na nog een hele tijd sprakeloos rondgedwaald te hebben op het uitgestrekte gebied van Auschwitz-Birkenau begeef ik me naar het treinstation. Nogmaals met die kramakkelige bus meerijden zie ik immers niet meteen zitten. Of de trein een betere optie is, is echter een open vraag want hij doet meer dan twintig haltes aan. Van een boemeltrein gesproken. Na twee uur heb ik de zestig kilometer toch afgelegd en kan ik terug naar het appartement van Chris en Brian.

Daar duurt het niet lang of we zitten aan de Żubrówka. Het is mijn laatste avond in Polen en samen met Peter en mijn Amerikaanse gastheren wil ik nog eens de stad (rood) kleuren om een Engelse uitdrukking eens op een vreselijke vertaling te trakteren. Hoewel de drank rijkelijk vloeit en we een gekke Portugees ontmoeten, is het feest minder leuk dan dat van de eerste avond.

woensdag 23 juni

Op de laatste dag van mijn Poolse avontuur besluit ik met Peter naar de zoo van Krakau te gaan. Om binnen te geraken betaal je hier als student tien zloty (2,5 euro) entreegeld en hoewel je de dierentuin op een uur of twee wel gezien hebt, is dat geen geld. Natuurlijk is er iets oneindigs zielig aan dieren in kooien, maar voor een luie laatste dag is het ideaal. Vooral de stokstaartjes zorgen voor entertainment.

Natuurlijk moet ik nog afscheid nemen van Ewa voor ik naar huis vertrek en dus haast ik me na het bezoek terug naar het centrum van Krakau. Ik ga met haar een ijskoffie drinken en een geweldig lekker en gezond (en welgekomen want ik heb nog niet gegeten vandaag) diner eten in een saladbar.

Daarna is het tijd om mij richting luchthaven te begeven, maar dat lukt niet zonder problemen. De trein naar de luchthaven rijdt elk halfuur… behalve wanneer ik ‘m moet nemen. Ik dreig te laat te komen en dus ga ik met de hulp van Ewa op zoek naar alternatieven in de vorm van een bus of een tram. Zonder resultaat en dus gok ik toch maar op de volgende trein.

Maar niet voor ik definitief gedag zeg tegen Ewa, met wie ik een sterke vriendschap opbouwde die ik ongetwijfeld zal blijven koesteren. Een van de weinige mindere momenten van Couchsurfen is het intense afscheid van iemand die je een week eerder enkel nog maar kende van een profiel op een website, maar die op die korte tijd toch veel is gaan betekenen.

De trein brengt me net op tijd naar de luchthaven (uitermate nipt!) en voor ik het weet, heb ik weer Belgische grond onder mijn All-Stars. Mijn Pools avontuur zit er op, maar het was een uitermate geslaagde ervaring. (Quasi) op je eentje reizen is enorm verrijkend, je leert jezelf kennen en komt in situaties waarin je anders niet zou terechtkomen. Voor herhaling vatbaar, is dan het cliché dat volgt.

1 opmerking:

  1. Ik hou er van om prachtige artikels te lezen, net zoals deze. Bedankt om het te delen!

    BeantwoordenVerwijderen